Geavanceerde 3D-printinstellingen die je prints verbeteren
Geavanceerde 3D-printinstellingen die je prints verbeteren
3D-printen is tegenwoordig binnen handbereik van veel bedrijven. Maar wist je dat de juiste instellingen het verschil kunnen maken tussen een mislukte print en een perfect eindproduct? In dit artikel bespreken we hoe je je 3D-printinstellingen kunt aanpassen voor betere resultaten. We kijken naar belangrijke factoren zoals printtemperatuur, infill patronen en andere cruciale instellingen die de kwaliteit van je prints bepalen.
De basis: printtemperatuur begrijpen
De printtemperatuur is een van de meest belangrijke instellingen bij 3D-printen. Elke filamentsoort heeft zijn eigen ideale temperatuurbereik. Als de temperatuur te laag is, hecht het materiaal niet goed. Is de temperatuur te hoog, dan kan het materiaal verbranden of uitzakken.
PLA print meestal goed tussen 190°C en 220°C. ABS heeft een hogere temperatuur nodig, meestal tussen 230°C en 250°C. PETG zit daar tussenin met 220°C tot 245°C. Maar deze waardes zijn slechts richtlijnen. Zelfs binnen dezelfde materiaalsoort kunnen er verschillen zijn tussen merken.
Het is slim om eerst een temperatuurtoren te printen. Dit is een model dat op verschillende hoogtes met verschillende temperaturen print. Zo zie je precies welke temperatuur het beste werkt voor jouw specifieke filament.
Ook het printbed heeft een eigen temperatuur nodig. Voor PLA is 60°C meestal voldoende, terwijl ABS een bedtemperatuur van ongeveer 100°C nodig heeft. Een goed verwarmd bed zorgt ervoor dat je print niet loslaat tijdens het printen.
Infill patronen: meer dan alleen opvulling
De infill van een 3D-print is het interne patroon dat de sterkte en het gewicht bepaalt. Veel mensen denken alleen aan het percentage vulling, maar het patroon is minstens zo belangrijk.
Er zijn verschillende patronen beschikbaar in de meeste slicer software:
Rechthoekig: Een standaard patroon dat snel print en redelijk sterk is.
Driehoeken: Biedt meer sterkte in alle richtingen.
Honingraat: Een van de sterkste patronen, maar kost meer printtijd.
Gyroïde: Een golvend patroon dat sterk is en minder materiaal gebruikt.
Het percentage infill bepaalt hoe vol je object is. 20% is vaak genoeg voor normale gebruiksvoorwerpen. Voor sterke onderdelen kun je naar 50% of meer gaan. Let op: meer infill betekent langere printtijd en meer materiaalgebruik.
Test verschillende patronen voor jouw specifieke toepassing. Een productonderdeel dat veel druk moet weerstaan heeft een ander patroon nodig dan een decoratief model.
Printsnelheid: het evenwicht tussen tijd en kwaliteit
De snelheid waarmee je print heeft grote invloed op het eindresultaat. Hogere snelheden kunnen leiden tot trillingen en onnauwkeurigheden, terwijl lagere snelheden betere detaillering geven maar veel langer duren.
De basissnelheid ligt meestal tussen 40 en 60 mm/s voor standaard prints. Voor zeer gedetailleerde onderdelen kun je beter rond 30 mm/s printen. Voor ruwe prototypes of snelle tests kun je tot 80-100 mm/s gaan, als je printer dat aankan.
Verschillende onderdelen van je model kunnen op verschillende snelheden geprint worden:
- De buitenste wanden (perimeters) print je vaak langzamer voor betere afwerking.
- Infill kan sneller omdat dit niet zichtbaar is.
- Eerste laag print je langzamer voor betere hechting aan het bed.
- Overhangende delen print je langzamer voor betere ondersteuning.
Moderne slicer software zoals Cura, PrusaSlicer of Simplify3D biedt deze opties aan. Het loont om hier tijd in te steken en verschillende profielen te maken voor verschillende soorten prints.
Laagdikte en wanddikte: de balans vinden
De laagdikte bepaalt hoe fijn de details in je print zijn. Dunnere lagen (0.1mm of minder) geven een gladder resultaat maar verlengen de printtijd aanzienlijk. Dikkere lagen (0.2mm of meer) printen sneller maar tonen duidelijke lijnen.
De wanddikte bepaalt hoe sterk de buitenkant van je model is. Meestal wil je minstens 2-3 perimeters (wandlagen) voor een stevig object. Voor functionele onderdelen kun je beter 4 of meer wandlagen gebruiken.
De verhouding tussen deze instellingen is belangrijk. Als je dunne lagen gebruikt (0.1mm) met een 0.4mm nozzle, dan is het slim om de lijnbreedte iets te verkleinen naar bijvoorbeeld 0.35mm voor betere precisie.
In sommige gevallen kun je variabele laagdiktes gebruiken. Dit betekent dat rechte oppervlakken met dikkere lagen geprint worden, terwijl details en ronde vormen dunnere lagen krijgen. Dit bespaart tijd zonder kwaliteit te verliezen.
Ondersteuning en overhang instellingen
Overhang is een van de grootste uitdagingen bij 3D-printen. Dit zijn delen van je model die in de lucht hangen zonder ondersteuning eronder. De meeste printers kunnen tot ongeveer 45 graden overhang printen zonder problemen.
Voor steilere overhangs heb je ondersteuningsstructuren nodig. Deze kun je aanpassen in je slicer software:
- Ondersteuningsdichtheid: 15-20% is meestal voldoende.
- Afstand tot model: bepaalt hoe makkelijk de ondersteuning te verwijderen is.
- Patroon: lijnen zijn makkelijker te verwijderen, zigzag is sterker.
Een goede koeling is cruciaal voor overhangs. Zorg dat je printventilator op volle snelheid draait bij overhangende delen. Sommige slicers laten je zelfs de ventilatorsnelheid per laag instellen.
Geavanceerde 3D-printinstellingen voor specifieke materialen
Elk materiaal heeft zijn eigen uitdagingen en optimale 3D-printinstellingen. Hier zijn enkele tips voor veelgebruikte materialen:
PLA is makkelijk te printen maar gevoelig voor warmte. Zorg voor goede koeling en vermijd gebruik in warme omgevingen.
PETG heeft de neiging om draden te trekken. Verhoog de retractie-instellingen (terugtrekking van filament) naar 5-6mm en verlaag de printtemperatuur tot het minimum van het aanbevolen bereik.
ABS en ASA krimpen tijdens het afkoelen. Een verwarmde kamer of een printer met behuizing helpt om scheuren te voorkomen. Print met een brim (rand rond de eerste laag) voor betere hechting.
TPU en flexibele filamenten hebben langzamere printsnelheden nodig (20-30mm/s) en directe extrusie werkt beter dan bowden-systemen.
Voor nylon en andere hygroscopische materialen is het belangrijk om het filament droog te houden. Bewaar het in luchtdichte bakken met droogmiddel en overweeg een droogoven of filamentdroger.
Door deze materiaalspecifieke aanpassingen te maken in je slicer software, krijg je consistentere en betere resultaten met elk type filament.
Het aanpassen van je 3D-printinstellingen lijkt misschien ingewikkeld, maar door systematisch te testen en te leren van elke print, ontwikkel je al snel gevoel voor wat werkt. Begin met kleine wijzigingen en houd bij wat het effect is op je prints. Voor professionele resultaten is het optimaliseren van deze instellingen onmisbaar.